• Obligaties zijn niet de meest sexy beleggingen, maar wel noodzakelijk voor de broodnodige spreiding in je portefeuille.
  • Anders dan vaak wordt gedacht, kleven ook aan obligaties wel degelijk risico’s.
  • Met een ETF kun je tegen lage kosten een brede mix aan obligaties kopen. Welke moet je nemen en waar moet je op letten?
  • Lees ook: Stijgende rentes, dalende koersen: is het handig om nu te beleggen in obligaties?

Obligaties, ofwel verhandelbare leningen van bedrijven of overheden waar je in kunt beleggen, hebben jarenlang te maken gehad met dalende rentes. Aan de ene kant boden nieuw uitgegeven obligatieleningen telkens lagere rentes. Aan de andere kant stegen de koersen van oudere obligaties met hogere couponrentes, omdat die relatief aantrekkelijker werden als er nieuwe obligaties met lagere rentes op de markt kwamen.

Maar sinds dit jaar is die trend omgeslagen. Rentes stijgen weer, waardoor het vaste rendement op obligaties langzaamaan aantrekkelijker wordt. Maar op de obligatiemarkt zijn de koersen van oudere obligaties de afgelopen maanden fors gedaald.

Lees ook: Rentes, dalende koersen: is het handig om nu te beleggen in obligaties?

Uit het oogpunt van spreiding is het niet onverstandig om een deel van je beleggingsportefeuille voor obligaties in te ruimen. Zeker als je de risico’s van beleggen in aandelen terug wilt brengen, omdat je bijvoorbeeld het geld binnen enkele jaren nodig hebt. Aandelen hebben op de korte termijn immers de neiging om sterker in waarde te schommelen.

Met ETF’s, ofwel beursgenoteerde beleggingsfondsen, heb je voor een zacht prijsje een breed gespreide obligatieportefeuille. Maar welke kun je nu het best nemen? En waar moet je op letten als je ETF’s met elkaar gaat vergelijken?

Wat zijn obligaties?

Obligaties zijn leningen van overheden, organisaties en bedrijven, met een vastgestelde looptijd, die kan variëren van een jaar tot zelfs eeuwigdurend. Gedurende die looptijd krijg je elk jaar een vaste, vooraf afgesproken rente (coupon). Na afloop wordt de hoofdsom weer op je rekening teruggestort.

Welk rendement kun je hierop halen?

Het rendement van een obligatie bestaat uit twee componenten: de rente over de lening en een eventuele koerswinst als je de obligatie verkoopt.

De hoogte van de rente hangt af van de dan geldende marktrente, de looptijd van de lening en het risico op wanbetaling. De rente moet je zien als een vergoeding voor het risico dat je loopt. Hoe groter de kans dat de lening niet meer wordt terugbetaald, hoe hoger de geboden rente. Om die reden is de rente op een Nederlandse staatsobligatie is een stuk lager dan die op een lening van een jong innovatief bedrijf.

De koers wordt onder andere bepaald door de marktrente, de resterende looptijd, veranderingen in de kredietwaardigheid en het sentiment op de markt. De koers beweegt zich tegengesteld aan de marktrente: als de rente stijgt, daalt de koers, omdat nieuwe leningen dan aantrekkelijker zijn. Daalt de rente, dan loopt de koers juist op.

Wat is een obligatie-ETF?

Tot pakweg 20 jaar geleden kon je uitsluitend in individuele leningen beleggen, maar inmiddels bestaan er obligatie-ETF’s (Exchange Traded Funds) in alle soorten en maten. Dit zijn op de beurs verhandelde beleggingsfondsen die beleggen in een mix van obligaties.

De animo voor obligatie-ETF’s is niet heel groot. Volgens fondsonderzoeker Morningstar staken beleggers in Europa in het eerste kwartaal van dit jaar 43 miljard euro in ETF’s: een kwart meer dan het kwartaal ervoor. Maar Europese aandelen-ETF’s waren duidelijk meer in trek dan obligatie-ETF’s: de eerste categorie kende een instroom van bijna 30 miljard euro, tegen slechts 4 miljard euro voor obligatie-ETF’s.

Wat zijn de voordelen van een obligatie-ETF?

Obligaties worden vaak gekocht als tegenwicht tegen aandelen. Als de aandelenbeurzen onderuit gaan, kan je obligatieportefeuille de verliezen dempen. Beleggers zoeken in onzekere tijden immers vaak een veilige haven en die vinden ze vooral bij degelijke staatsobligaties. Bovendien heb je altijd nog de couponrente om op terug te vallen.

Een ETF heeft als voordeel dat je met één transactie een breed gespreide portefeuille hebt, waardoor de risico’s lager zijn dan wanneer je slechts één obligatie zou kopen. Immers, mocht een van leningen niet worden terugbetaald, dan zijn er nog genoeg andere obligaties over die nog wél renderen. Zou je slechts één obligatie kopen, dan gaat bij een faillissement je volledige inleg down the drain.

Bovendien is een ETF laagdrempelig: er geldt geen hoge minimuminleg (voor individuele obligaties ben je al snel 1.000 euro of een veelvoud ervan kwijt) en het fonds is dagelijks verhandelbaar.

Wel moet je bedenken dat de risico’s van een ETF net even anders zijn. Koop je een obligatie met een looptijd van tien jaar, dan daalt het risico in de loop van de tijd. Bij een ETF die belegt in tienjarige obligaties, blijft het risico gelijk.

Wat zijn de nadelen en risico’s?

Het grootste risico dat een obligatiebelegger loopt, is dat het bedrijf of land in kwestie niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. Hierdoor loop je rente-inkomsten mis en gaat je inleg (deels) in rook op. Komt het bedrijf dat de obligatie heeft uitgegeven in zwaar weer, dan kan ook de koers dalen.

Daarnaast loop je een renterisico. Zoals gezegd zijn de marktrente en de obligatiekoers communicerende vaten. Als de rente stijgt, verliezen lopende obligaties hun glans, omdat nieuwe leningen meer rente opleveren. Dat drukt de koers.

Het werkt uiteraard ook andersom: als centrale banken de rente verlagen, kan dat de obligatiekoersen een impuls geven.

Verder moet je je realiseren dat obligaties doorgaans een minder goede hedge zijn tegen inflatie dan aandelen. De Duitse tienjaarsrente schommelt momenteel rond de 1 procent en de Amerikaanse rond de 3 procent, terwijl de inflatie ongeveer 9 procent bedraagt.

Aandelen kunnen de inflatie ook niet één op één bijbenen, maar het rendement stijgt wel harder mee, omdat de bedrijven waar je in belegt prijsstijgingen vaak (deels) een klanten kunnen doorberekenen.

Waarop moet ik letten bij de keuze van een obligatie-ETF?

Ten eerste is van belang of de ETF belegt in bedrijfs- of staatsobligaties. Staatsobligaties zijn vaak minder risicovol dan bedrijfsobligaties, maar de rente is vaak ook lager.

Let wel op het woordje ‘vaak’: er zijn landen met een lagere kredietrating dan bepaalde bedrijven. Let dus ook goed op de kredietwaardigheid. Deze wordt beoordeeld door ratingbureaus als Moody's, Standard & Poor’s en Fitch, op basis van de expertise van analisten en wiskundige modellen.

Het eindoordeel (risicoscore) geven ze weer met letters, die variëren van AAA (hoogste kredietrating en dus het kleinste risico op wanbetaling) tot C of D (laagste rating: high yield obligaties of junk bonds genaamd). Hoe lager de rating, hoe groter het risico dat jij je inleg niet meer terug ziet, maar ook hoe meer rente jij kunt beuren: vandaar ook de term high yield.

Welke obligaties het best bij je passen hangt af van het risico dat je kan en wil nemen. Is het je uitsluitend te doen om zekerheid, dan verdienen obligaties met de hoogste rating, zoals Nederlands staatspapier, de voorkeur. De kans dat Sigrid Kaag een couponbetaling mist is immers kleiner dan bij haar Turkse ambtsgenoot Nureddin Nebati.

Maar rijk zul je er niet van worden. Na aftrek van de inflatie smelt je vermogen langzaam weg. Wil je het beste van twee werelden, dan kun je beter kiezen voor ETF's met obligaties met verschillende ratingen.

Ook de looptijd van de obligaties is van belang. Leningen met een korte looptijd zijn vaak minder risicovol dan obligaties met een langere looptijd, omdat de kans dat de marktrente gaat stijgen kleiner is. Koop dus liever geen portefeuille die uitsluitend bestaat uit tienjarige obligaties.

Dan de kosten. Een ogenschijnlijk klein kostenverschil kan op langere termijn behoorlijk aantikken, dus het is verstandig om hier goed op te letten; zeker nu er ETF’s zijn waarvan de kosten hoger zijn dan het rendement.

Een veel gebruikte maatstaf hiervoor bij ETF's is de total expense ratio (TER). Dit zijn de kosten die de het fondshuis jaarlijks inhoudt voor geleverde diensten, zoals het aan- en verkopen van obligaties, marketingkosten en het beheer van de portefeuille.

Een ander aandachtspunt is het land van uitgifte. Een brede spreiding over verschillende regio's is verstandig, zou je zeggen. Maar houd er wel rekening mee dat je een valutarisico loopt als je belegt in obligaties die in andere munten zijn uitgegeven. Wil je dit voorkomen, kies dan voor ETF's met obligaties die in euro's zijn uitgegeven. Er zijn ook fondsen die het valutarisico afdekken (hedgen), maar hier zijn wel kosten aan verbonden.

Let verder op de verhandelbaarheid. Indexfondsen en ETF’s worden in de volksmond vaak door elkaar heen gebruikt. Maar een van de belangrijkste verschillen is dat ETF’s de hele dag worden verhandeld op de beurs, terwijl je bij indexfondsen slechts één keer per dag kunt in- of uitstappen. Dat laatste kan een probleem zijn als je acuut van je ETF af wil.

Verder kun je ook nog kiezen voor obligaties waarvan de hoogte van de couponrente is gekoppeld aan een inflatie-index (inflation-linked bonds). Loopt de inflatie op, dan stijgt ook de geboden rente. Dat klinkt aantrekkelijk, maar het gaat wel vooral om staatsobligaties, en die leveren niet veel rente op.

Bovendien zit in deze belegging een gokelement besloten. Neemt de inflatie af of komt er zelfs deflatie (waarbij ons geld dus juist méér waard wordt), dan daalt de waarde van deze obligaties.

Keuze voor obligaties

Of dit het ideale klimaat is om in vastrentende waarden te stappen, is de vraag. De rente zit momenteel immers in een stijgende trend, die mogelijk nog wat doorzet. Wel is het sowieso verstandig om je beleggingen over verschillende categorieën te spreiden, en dan ontkom je niet aan obligaties.

Obligatie-ETF’s verdienen de voorkeur boven losse leningen. Je kunt al met een laag bedrag instappen, krijgt tegen lage kosten een brede waaier aan obligaties tot je beschikking, en kunt op elk gewenst moment in- en uitstappen.

Uit het oogpunt van spreiding is het wel verstandig om te kiezen voor ETF’s met verschillende soorten obligaties: dus zowel staats- als bedrijfsobligaties, met verschillende looptijden.

Lees meer over beleggen en obligaties: